Feitenfundament Leidse bedrijventerreinen

1. Werkgelegenheid op de terreinen

In dit hoofdstuk volgt een overzicht van de belangrijkste werkgelegenheidsgegevens voor de bedrijventerreinen. We presenteren cijfers per terrein, met onderscheid naar branche en een beargumenteerde schatting van het scholingsniveau.
Ter inleiding starten we met een overzicht van de banenontwikkeling in geheel Leiden.

1a Banenontwikkeling in Leiden

Leiden heeft met zijn oude industrie een moeizame maar ook interessante sociale en economische geschiedenis. Maar door het verdwijnen van die industrie is Leiden in het beleidsdiscours decennialang amper een economisch gegeven geweest. Het was een woonstad, een ander Zoetermeer. De Merenwijk, een van de grootste Leidse buitenwijken, is in de jaren zeventig zelfs letterlijk ontworpen als de noordelijkste wijk van Den Haag. De gemeentegrens deed er even niet toe, maar de verkeerslogica – met aansluitingen op A4 en A44 – was op de Haagse kantoren gericht en de huizen weerspiegelen de woonvoorkeur van Haagse ambtenaren uit die jaren. Nog steeds is de route van Merenwijk naar binnenstad een kwestie van kruip-door-sluip-door. Leiden is gebouwd voor een uitgaande pendel.

Dat beeld is omgeslagen. Leiden is weer een ‘werkstad’. We kunnen dat illustreren aan de hand van onderstaande tabel. Gegeven is het aantal banen per 100 leden beroepsbevolking.1 Een cijfer onder de 100 betekent een uitgaande pendel. Erboven betekent statistisch dat je een inkomende pendel hebt. Dat maakt je nog geen centrumstad, maar de richting is duidelijk.

 

1 De beroepsbevolking bestaat uit personen die werken (minimaal 12 uur per week) of zich actief aanbieden op de arbeidsmarkt als werkzoekende.

De spectaculaire ontwikkeling van Leiden is ook op een andere manier te tonen. De Atlas van Gemeenten presenteert sinds 2005 jaarlijks een set aan statistieken voor de 50 grootste gemeenten. En rangschikt de gemeenten per parameter. De werkgelegenheidsquote is een vaste parameter. In de tabel volgt de positie van Leiden en een aantal referentiegemeenten in de G50. Hoe dichter bij 1, hoe hoger de werkgelegenheidsquote.

In de hele dataset van de Atlas is de sprong die Leiden heeft doorgemaakt op deze parameter met afstand de grootste.

Er horen twee kanttekeningen bij.

Ten eerste. In de periode sinds 2005 is er vrijwel geen uitgeefbaar bedrijventerrein bij gekomen. Alleen het sciencepark heeft meer capaciteit gekregen, dankzij de uitbreiding in buurgemeente Oegstgeest. Er is sprake van ‘ruimteloze groei’, van verdichting en intensivering van het ruimtegebruik.
Die banen zijn terecht gekomen in het sciencepark, in de binnenstad en in de woonwijken. Er verschijnen in de wijken steeds meer bedrijfsbordjes op woonhuizen: vestigingsplekken van micro-ondernemers. In het beleidsdiscours worden bedrijventerreinen ook wel gezien als ‘werklandschappen’. Gebieden waar gewerkt wordt maar ook andere functies plaatsvinden: sport, cultuur, wellness en mogelijk zelfs wonen. Andersom transformeren woonwijken langzaam in ‘woonlandschappen’. Je kunt er op wachten dat in de Merenwijk, Zuidwest en de Stevenshof vraag komt naar werkplekverhuurders en gemaksvoorzieningen. We zien overigens vergelijkbare ontwikkelingen in andere kennissteden: inwoners en bedrijven willen daar zitten, waar het al druk is. Juist stuwende functies hebben op dit moment een voorkeur voor stapeling en clustering.

Ten tweede. De werkgelegenheid in Leiden is voor een bovengemiddeld stuk afkomstig uit de quartaire sector en met name zorg en onderwijs. Het ‘vrije bedrijfsleven’ is nog steeds beperkt van omvang. Dat is te merken in het gebrekkige draagvlak voor sponsoring van sport en cultuur, in het tekort aan stageplaatsen voor studenten van mbo en hbo (anders dan in zorg en onderwijs) en in een grote afhankelijkheid van de overheid. Er gebeurt weinig ‘vanzelf’. Er wordt nog steeds veel naar de overheid gekeken voor realisatie- en investeringskrachtskracht.

MANAGEMENTSUMMARY

Voor u ligt de samenvatting van het Feitenfundament Leidse Bedrijventerreinen, waarin wordt gekeken naar de sterktes, zwaktes, kansen & uitdagingen van de Leidse bedrijventerreinen. Hierbij wordt ingezoomd op een aantal thema’s: de werkgelegenheid, de bedrijven op de terreinen, de toegevoegde economische waarde per terrein en een aantal toekomstgerichte opinievormende- en discussiethema’s.

In dit feitenfundament worden in totaal 12 gebieden behandeld: het Leiden Bio Science Park (LBSP), de tien klassieke bedrijventerreinen en één woon-werkwijk (Boerhaave).

Deze samenvatting is opgesteld door de drie opdrachtgevers – de Gemeente Leiden, Bedrijvig Leiden & Ondernemend Leiden – en is gebaseerd op de bevindingen uit het rapport van Onderzoeksinstituut Blaauwberg.

Hoofdbevindingen
Onderstaand een aantal hoofdbevindingen over de Leidse bedrijventerreinen uit het feitenfundament:

  • De gemengde bedrijventerreinen zijn goed voor 11,2 % van de Leidse werkgelegenheid. Wel is deze in 2012-2020 afgenomen, terwijl deze op het LBSP met 20 % is toegenomen. De terreinen kennen een hoge arbeidsdichtheid en onderscheiden zich met het relatief hoge aantal banen voor lager & middelbaar opgeleiden. De werkgelegenheid in deze categorieën staat onder druk, dit is onder andere zichtbaar in het tekort aan stageplaatsen voor studenten aan het mbo en hbo.
  • De Leidse bedrijventerreinen kennen een beperkte industriële sector en kenmerken zich door het gemengde karakter, met plaats voor verschillende vormen van bedrijvigheid. Zo wordt er gewerkt en vindt men er andere economische of ondersteunende functies. De terreinen hebben een stadsverzorgende functie en er is een toename van nieuwe economische functies zoals leisure en ICT-bedrijvigheid. Ook de bouwbedrijven, autogarages, groothandel en facilitaire dienstverlening zijn belangrijk.
  • Het LBSP is goed voor 27 % van de Leidse banen en is met 36 % van de Toegevoegde Waarde (TW) de motor van de Leidse economie. De gemengde bedrijventerreinen zijn goed voor 9,7 % van de totaal gerealiseerde TW in Leiden en dit valt gezien de 11,2 % werkgelegenheid wat tegen.
  • De gemengde bedrijventerreinen zijn op een reguliere werkdag goed voor minimaal 10.000 vervoersbewegingen aan forensenverkeer. Dit is een beperkt aandeel van alle Leidse vervoersbewegingen, alhoewel het werkelijk aantal mogelijk hoger ligt door klantbezoek, toeleveranciers, sluipverkeer en zakelijke meetings. Op de bereikbaarheid valt winst te behalen omdat forensverkeer vooral tijdens de spitstijden af- en aan reist met files en tijdsverlies als gevolg. De bereikbaarheid met het openbaar vervoer (OV) van de terreinen is daarbij beperkt.

Conclusie & de toekomst van de bedrijventerreinen

Met de feiten en data is gekeken naar kansen & uitdagingen, de toekomstige rol van de Leidse bedrijventerreinen. Dit is gebaseerd op het begrip ’15-minutenstad’, waarbinnen de gebruiker centraal wordt gesteld, ofwel de ondernemers, medewerkers en de bezoekers. In een ’15-minutenstad’ is er voldoende lokale werkgelegenheid en liggen alle belangrijke voorzieningen op 15 minuten loopafstand. Wanneer men de gebruiker en het lokale voorzieningenniveau van de terreinen centraal stelt komt de potentie van de bedrijventerreinen naar voren.

Hieronder een aantal voorstellen om de bedrijventerreinen en het voorzieningenniveau duurzaam te ontwikkelen:

  • Binnen de ’15-minutenstad’ zit de kracht van de Leidse gemengde bedrijventerreinen hem in de ‘economische diversiteit’ en het brede voorzieningenaanbod. De terreinen vervullen zo een belangrijke rol door het aanbod van een sterk en divers lokaal voorzieningenniveau aan de veeleisende en internationaliserende thuismarkt. Juist de mix aan bedrijven, aansluitend op de behoeftes van Leidenaren en Leidse bedrijven, kan de gemengde bedrijventerreinen een nieuw en onderscheidend verhaal geven. De ligging van de terreinen is goed, ze zijn zeer gemengd en kennen een hoge arbeidsdichtheid. Wel is het binnen de ‘15-minutenstad’ belangrijk de bereikbaarheid van de terreinen te verbeteren met betere OV-ontsluitingen en fietsfaciliteiten.
  • De gemengde bedrijventerreinen bieden tussen de 7 en 26 % werkgelegenheid aan lager opgeleiden en tussen de 30 en 42 % aan middelbaar opgeleiden (t.o.v. 1 % lager opgeleiden en 30 % middelbaar opgeleiden op het LBSP). De terreinen spelen zodoende een belangrijke rol voor een inclusieve economie met banen in alle gelederen. De afgelopen jaren is in Leiden vooral het aantal kennisintensieve banen toegenomen. Voor de inclusieve economie is het belangrijk om de aantrekkingskracht voor bedrijven die werkgelegenheid aan lager- en middelbaar opgeleiden aanbieden te versterken.
  • De dure grondprijzen en de hoge ruimtedruk leggen druk op ruimte-eisende en economisch minder rendabele bedrijvigheid. Hiermee staat de economische diversiteit, het voorzieningenniveau en de inclusiviteit van de 15-minutenstad onder druk. Er zijn verschillende mechanismes mogelijk om de dure grondprijzen voor deze vormen van bedrijvigheid te compenseren, zoals het opnieuw inzetten van het Stichting Werk & Ondernemen-mechanisme. Zo kan het voorzieningenniveau en de inclusiviteit in de 15-minutenstad worden versterkt.
  • Als ‘waterrijke stad’ heeft Leiden potentie voor toekomstige stadsdistributie over het water. Echter is er een aantal uitdagingen waar rekening mee gehouden moet worden. Zo ontbreekt het hedendaags aan houdbare businesscases voor vervoer over water. Een gezamenlijke inspanning van alle betrokkenen en belanghebbenden is daarom vereist om dit toekomstige potentieel te benutten.
  • Op de bedrijventerreinen en in woonwijken kan worden gekeken naar slimme combinaties om de ‘quality of life’ binnen de 15-minutenstad te verbeteren: groene singels, horeca, en fitness op bedrijventerreinen; ruimte voor dienstverlening in de woonwijken. Hierbij moeten de behoeften van de medewerkers en gebruikers centraal worden gesteld.
  • De ontwikkeling van een thematisch terrein is mogelijk. Dit moet worden gezocht in de hoek van de maakindustrie om een grote economische impact te realiseren. Aan de maakindustrie zitten ‘waardeketens’ vast van ontwerpers, financiers en toeleveranciers. Ze verbinden de terreinen met hoogproductieve gebieden elders in de wereld. De maakindustrie bindt bovendien hooggeschoolde arbeid met veel waarde toevoeging. Zo’n keuze vergt echter een lange adem en ‘nee’ zeggen tegen concurrerende claims is vereist, kijk naar het succes van het LBSP.
  • De Leidse bedrijventerreinen kunnen een rol spelen in de energietransitie. Wel liggen er moeilijkheden door de kleine gebouwen, verschillende bouwstijlen en het intensieve gebruik van de schaarse ruimte. Belangrijk is dat de energietransitie ‘collectief’ wordt aangepakt. Daarnaast zijn er kansen voor nieuwe markten: technische kennis, lokale energieopwekking, marktschepping voor duurzame energie, lokale beheersmaatschappijen, etc.
Feitenfundament Leidse bedrijventerreinen