Feitenfundament Leidse bedrijventerreinen

3. Toegevoegde Waarde

We hebben naar het functioneren van de terreinen gekeken aan de hand van werkgelegenheid, sectorale samenstelling en type bedrijvigheid. We maken dit luik van het feitenfundament af door te kijken naar de financiële resultaten.

Methodisch is dat een lastige. De enige manier waarop omzetgegevens te verkrijgen zijn, is vrijwillige beschikbaarstelling per bedrijf (de fiscus weet alles, maar deelt de kennis om begrijpelijke redenen nooit). We moeten het ook in dit geval met beargumenteerde schattingen doen.

We doen dat aan de hand van ‘toegevoegde waarde’ cijfers. Dat is de verkoopwaarde van producten en diensten na aftrek van de inkoopkosten. Kortom, de waarde die wordt toegevoegd gedurende het productieproces. Toegevoegde waarde staat niet gelijk aan winst. Vanuit de toegevoegde waarde worden loon, huur, afschrijving en rente nog bekostigd. Wat overblijft is de winst. Op het niveau van regio, gemeenten of bedrijventerreinen is TW toch een nuttig begrip. Een belangrijk deel van de lonen worden weer lokaal besteed op lokaal niveau en die koopkracht voegt veel welvaart toe.

In de onderste tabel geven we de toegevoegde waarde cijfers op sectoraal niveau weer. Het gaat om landelijke gemiddelden (jaren 2018 t/m 2020). Op landsniveau kunnen we goed inzoomen op specifieke branches zoals de farmaceutische industrie (belangrijk deel van de life sciences sector).6

6 De sector ‘handel in onroerend goed’ nemen we niet mee in dit overzicht. Deze heeft volgens het centraal planbureau een hoog fictief karakter, doordat ook de exploitatie van eigen woningbezit erin is meegenomen. Eigenwoningbezitters worden gezien als producenten die hun vastgoed aan zichzelf verhuren. Op een andere manier is de toegevoegde waarde van de energie-, water- en afvalsector ook lastig te duiden. De landelijke getallen worden (nog) sterk beïnvloed door de Groningse gaswinning.

Er zit een duidelijke samenhang tussen opleidingsniveau van de sector (pagina 8) en de gerealiseerde toegevoegde waarde. Hoe meer kennis en hoe meer hoogopgeleiden, des te hoger de waardecreatie. Het is echter niet het enige verband. En er zitten in deze opstelling ook een aantal merkwaardigheden: de relatief lage TW van het hoger onderwijs en het academisch ziekenhuis, de hoge TW van de sw-bedrijven en de hoge TW van ‘vervoer en opslag’. Daar zijn ook wel weer verklaringen voor. In de publieke sector drukt de overheid het prijsmechanisme om zorg, onderwijs en algemene publieke diensten betaalbaar te houden voor grote bevolkingsgroepen. En de logistiek en de industrie hebben weer te maken met hoge investeringen in machines, vervoermiddelen, gebouwen. De TW van sw-bedrijven (laag) is weer gecombineerd met een deel ‘overige industrie’, waaronder gespecialiseerde producenten van medische hulpmiddelen (hoge TW). Grosso modo zijn de TW cijfers per sector echter wel plausibel en navolgbaar.

We projecteren deze TW cijfers op de bedrijventerreinen door, net als bij het opleidingsniveau, de koppeling te maken met de sectorale werkgelegenheid. We maken bij de toerekening gebruik van lokale kennis, zo rekenen we de life sciences bedrijven die verspreid zijn over verschillende branches zoveel mogelijk toe aan de farmaceutische industrie.

In de onderste tabel geven we de geschatte toegevoegde waarde per sector. Het gaat om de optelsom van alle bedrijventerreinen, plus Bio Science Park en plus Boerhaave.

En voor we conclusies aan deze matrix verbinden zoomen we direct verder in door terreinspecifiek te kijken. Onderstaande een overzicht van de geschatte toegevoegde waarde per terrein. We koppelen dat aan de door CBS becijferde TW in geheel Leiden.

Wat zien we?

  • De economische trekkracht van het kenniscluster op het science park is verbluffend. Ruim een derde van de stedelijke toegevoegde waarde is ervan afkomstig. Dat andere kenniscomplex, het academische onderwijs in de binnenstad, zit daar nog niet eens bij. De lokale (en regionale) keuze om met het volle gewicht het kenniscluster te ondersteunen is vanuit deze cijferopstelling volkomen terecht
  • De gemengde bedrijventerreinen komen totaal op een TW van 573 miljoen euro. Dat is 9.7% van de totale gerealiseerde TW in Leiden. Gezien de werkgelegenheid, 11.2% van het Leidse totaal, valt dat wat tegen.

MANAGEMENTSUMMARY

Voor u ligt de samenvatting van het Feitenfundament Leidse Bedrijventerreinen, waarin wordt gekeken naar de sterktes, zwaktes, kansen & uitdagingen van de Leidse bedrijventerreinen. Hierbij wordt ingezoomd op een aantal thema’s: de werkgelegenheid, de bedrijven op de terreinen, de toegevoegde economische waarde per terrein en een aantal toekomstgerichte opinievormende- en discussiethema’s.

In dit feitenfundament worden in totaal 12 gebieden behandeld: het Leiden Bio Science Park (LBSP), de tien klassieke bedrijventerreinen en één woon-werkwijk (Boerhaave).

Deze samenvatting is opgesteld door de drie opdrachtgevers – de Gemeente Leiden, Bedrijvig Leiden & Ondernemend Leiden – en is gebaseerd op de bevindingen uit het rapport van Onderzoeksinstituut Blaauwberg.

Hoofdbevindingen
Onderstaand een aantal hoofdbevindingen over de Leidse bedrijventerreinen uit het feitenfundament:

  • De gemengde bedrijventerreinen zijn goed voor 11,2 % van de Leidse werkgelegenheid. Wel is deze in 2012-2020 afgenomen, terwijl deze op het LBSP met 20 % is toegenomen. De terreinen kennen een hoge arbeidsdichtheid en onderscheiden zich met het relatief hoge aantal banen voor lager & middelbaar opgeleiden. De werkgelegenheid in deze categorieën staat onder druk, dit is onder andere zichtbaar in het tekort aan stageplaatsen voor studenten aan het mbo en hbo.
  • De Leidse bedrijventerreinen kennen een beperkte industriële sector en kenmerken zich door het gemengde karakter, met plaats voor verschillende vormen van bedrijvigheid. Zo wordt er gewerkt en vindt men er andere economische of ondersteunende functies. De terreinen hebben een stadsverzorgende functie en er is een toename van nieuwe economische functies zoals leisure en ICT-bedrijvigheid. Ook de bouwbedrijven, autogarages, groothandel en facilitaire dienstverlening zijn belangrijk.
  • Het LBSP is goed voor 27 % van de Leidse banen en is met 36 % van de Toegevoegde Waarde (TW) de motor van de Leidse economie. De gemengde bedrijventerreinen zijn goed voor 9,7 % van de totaal gerealiseerde TW in Leiden en dit valt gezien de 11,2 % werkgelegenheid wat tegen.
  • De gemengde bedrijventerreinen zijn op een reguliere werkdag goed voor minimaal 10.000 vervoersbewegingen aan forensenverkeer. Dit is een beperkt aandeel van alle Leidse vervoersbewegingen, alhoewel het werkelijk aantal mogelijk hoger ligt door klantbezoek, toeleveranciers, sluipverkeer en zakelijke meetings. Op de bereikbaarheid valt winst te behalen omdat forensverkeer vooral tijdens de spitstijden af- en aan reist met files en tijdsverlies als gevolg. De bereikbaarheid met het openbaar vervoer (OV) van de terreinen is daarbij beperkt.

Conclusie & de toekomst van de bedrijventerreinen

Met de feiten en data is gekeken naar kansen & uitdagingen, de toekomstige rol van de Leidse bedrijventerreinen. Dit is gebaseerd op het begrip ’15-minutenstad’, waarbinnen de gebruiker centraal wordt gesteld, ofwel de ondernemers, medewerkers en de bezoekers. In een ’15-minutenstad’ is er voldoende lokale werkgelegenheid en liggen alle belangrijke voorzieningen op 15 minuten loopafstand. Wanneer men de gebruiker en het lokale voorzieningenniveau van de terreinen centraal stelt komt de potentie van de bedrijventerreinen naar voren.

Hieronder een aantal voorstellen om de bedrijventerreinen en het voorzieningenniveau duurzaam te ontwikkelen:

  • Binnen de ’15-minutenstad’ zit de kracht van de Leidse gemengde bedrijventerreinen hem in de ‘economische diversiteit’ en het brede voorzieningenaanbod. De terreinen vervullen zo een belangrijke rol door het aanbod van een sterk en divers lokaal voorzieningenniveau aan de veeleisende en internationaliserende thuismarkt. Juist de mix aan bedrijven, aansluitend op de behoeftes van Leidenaren en Leidse bedrijven, kan de gemengde bedrijventerreinen een nieuw en onderscheidend verhaal geven. De ligging van de terreinen is goed, ze zijn zeer gemengd en kennen een hoge arbeidsdichtheid. Wel is het binnen de ‘15-minutenstad’ belangrijk de bereikbaarheid van de terreinen te verbeteren met betere OV-ontsluitingen en fietsfaciliteiten.
  • De gemengde bedrijventerreinen bieden tussen de 7 en 26 % werkgelegenheid aan lager opgeleiden en tussen de 30 en 42 % aan middelbaar opgeleiden (t.o.v. 1 % lager opgeleiden en 30 % middelbaar opgeleiden op het LBSP). De terreinen spelen zodoende een belangrijke rol voor een inclusieve economie met banen in alle gelederen. De afgelopen jaren is in Leiden vooral het aantal kennisintensieve banen toegenomen. Voor de inclusieve economie is het belangrijk om de aantrekkingskracht voor bedrijven die werkgelegenheid aan lager- en middelbaar opgeleiden aanbieden te versterken.
  • De dure grondprijzen en de hoge ruimtedruk leggen druk op ruimte-eisende en economisch minder rendabele bedrijvigheid. Hiermee staat de economische diversiteit, het voorzieningenniveau en de inclusiviteit van de 15-minutenstad onder druk. Er zijn verschillende mechanismes mogelijk om de dure grondprijzen voor deze vormen van bedrijvigheid te compenseren, zoals het opnieuw inzetten van het Stichting Werk & Ondernemen-mechanisme. Zo kan het voorzieningenniveau en de inclusiviteit in de 15-minutenstad worden versterkt.
  • Als ‘waterrijke stad’ heeft Leiden potentie voor toekomstige stadsdistributie over het water. Echter is er een aantal uitdagingen waar rekening mee gehouden moet worden. Zo ontbreekt het hedendaags aan houdbare businesscases voor vervoer over water. Een gezamenlijke inspanning van alle betrokkenen en belanghebbenden is daarom vereist om dit toekomstige potentieel te benutten.
  • Op de bedrijventerreinen en in woonwijken kan worden gekeken naar slimme combinaties om de ‘quality of life’ binnen de 15-minutenstad te verbeteren: groene singels, horeca, en fitness op bedrijventerreinen; ruimte voor dienstverlening in de woonwijken. Hierbij moeten de behoeften van de medewerkers en gebruikers centraal worden gesteld.
  • De ontwikkeling van een thematisch terrein is mogelijk. Dit moet worden gezocht in de hoek van de maakindustrie om een grote economische impact te realiseren. Aan de maakindustrie zitten ‘waardeketens’ vast van ontwerpers, financiers en toeleveranciers. Ze verbinden de terreinen met hoogproductieve gebieden elders in de wereld. De maakindustrie bindt bovendien hooggeschoolde arbeid met veel waarde toevoeging. Zo’n keuze vergt echter een lange adem en ‘nee’ zeggen tegen concurrerende claims is vereist, kijk naar het succes van het LBSP.
  • De Leidse bedrijventerreinen kunnen een rol spelen in de energietransitie. Wel liggen er moeilijkheden door de kleine gebouwen, verschillende bouwstijlen en het intensieve gebruik van de schaarse ruimte. Belangrijk is dat de energietransitie ‘collectief’ wordt aangepakt. Daarnaast zijn er kansen voor nieuwe markten: technische kennis, lokale energieopwekking, marktschepping voor duurzame energie, lokale beheersmaatschappijen, etc.
Feitenfundament Leidse bedrijventerreinen