Feitenfundament Leidse bedrijventerreinen

5. Opinievorming en discussie

5e. Individuele terreinen in het stedelijk geheel

Aan het begin van dit onderzoek was een overweging om een typering te maken van elk individueel bedrijf in het geheel van de stad. Dat zou een typering moeten zijn op kwalitatieve gronden met sterkte- en zwakteanalyse. Er bestaan al honderden pagina’s aan materiaal met beschrijvingen.

Op grond van het verrichte onderzoek, is zo’n typologie niet echt zinvol. We stellen het volgende vast:

  • De zeven terreinen zijn allemaal bij uitstek ‘gemengd’ en hebben geen duidelijk thematisch profiel. Je kunt met enige moeite hier en daar een veronderstelling uitspreken, bijvoorbeeld dat De Waard vanwege de aanwezigheid van de gemeentereiniging en Van Diemen sloopwerken vooral een terrein voor stadsonderhoud is. Maar om de hoek zit Meester Techniek, bij uitstek een high tech onderneming. Zo is het ook de op de andere terreinen. De enige uitzonderingen zijn het sciencepark en het Boerhaavedistrict. Dat laatste onderscheidt zich vooral omdat het een echt woonwerklandschap is, een mooie showcase voor het samengaan van wonen en werken. Er is in het verleden ook niet gestuurd op thema of kleur. Er is gestuurd op arbeidsplaatsendichtheid
  • De zeven terreinen onderscheiden zich onderling vrij minimaal. Het onderscheid tussen de zeven gezamenlijk aan de ene kant en de terreinen in buurstad Alphen aan de andere kant is veel groter. Natuurlijk zijn er wel verschillen op te merken, maar ze zijn in regionaal verband gewoon niet noemenswaardig
  • Volgens de provinciale leegstandsmonitor bedraagt de leegstand op Roomburg 5%, op de Rooseveltstraat 3%, op Trekvliet 1%, op De Waard 8% en op De Hallen 17%. De eerste drie zitten op of beneden de frictieleegstand van 5%. De Waard en De Hallen zitten er boven, maar het zijn twee kleine terreinen. Met één bedrijfsverhuizing is het gat met de rest weer gedicht. Ter aanvulling een vergelijkingscijfer uit diezelfde monitor: de leegstand op Trekvliet, De Waard, Roomburg, Rooseveltstraat, Veilingterrein en De Hallen is bij elkaar opgeteld ruim minder dan de helft (in vierkante meters) dan de leegstand op Molenwetering, het moderne terrein aan de zuidkant van Alphen
  • De ligging van de terreinen is goed, in de zin dat ze zich allemaal dichtbij of zelfs in de stad bevinden. Twintig jaar geleden werd er misschien nog anders naar gekeken en was er zeker een trend om bedrijvigheid naar de rand van de stad te duwen, ten gunste van woningbouw. Nu het concept van een ‘complete stad’, een ’inclusieve stad’ of een ’15 minuten stad’ terrein wint, is die trend niet meer aan de orde. De terreinen evolueren naar werklandschappen, voorbij de tegenstelling tussen wonen en werken
  • De ontsluiting van de terreinen is bijna overal lastig. Maar die last is amper in een beleidsagenda te vertalen. In een zeer intensief gebruikte stad is de ontsluiting een vrij algemeen probleem.De theoretische vraag is gesteld of Leiden in een blanco-situatie alsnog een thematisch terrein zou kunnen ontwikkelen, bijvoorbeeld in de Oostvlietpolder. Het antwoord is al decennialang hetzelfde: als je ergens in de regio een terrein wilt ontwikkelen met een groot effect op de economische structuur en op het verdienvermogen van de regio, dan moet je het zoeken in de hoek van de maakindustrie. Aan de maakindustrie zitten ‘waardeketens’ vast van ontwerpers, financiers en toeleveranciers. Ze verbinden de terreinen met hoogproductieve gebieden elders op de wereld. Maakindustrie bindt bovendien hooggeschoolde arbeid met veel waardetoevoeging. Eindhoven heeft zich in korte tijd met de maakindustriële strategie tot een toonaangevende regio in Europa opgewerkt. De Leidse regio zou dat in theorie ook kunnen doen. Er is met het sciencepark en wellicht ook met het spacepark een goed ‘launching platform’.

Maar zo’n keuze vergt een lange adem. Het vergt ook hardnekkig nee zeggen tegen concurrerende claims, bijvoorbeeld van verzorgende bedrijven, van logistiek of van bedrijven met een hoge milieucategorie. Zo gebeurde dat in het verleden ook letterlijk bij het sciencepark: Leidse ambtenaren werden getraind in nee zeggen tegen niet-science. Het formidabele succes van het sciencepark is niet van zelf gekomen.

MANAGEMENTSUMMARY

Voor u ligt de samenvatting van het Feitenfundament Leidse Bedrijventerreinen, waarin wordt gekeken naar de sterktes, zwaktes, kansen & uitdagingen van de Leidse bedrijventerreinen. Hierbij wordt ingezoomd op een aantal thema’s: de werkgelegenheid, de bedrijven op de terreinen, de toegevoegde economische waarde per terrein en een aantal toekomstgerichte opinievormende- en discussiethema’s.

In dit feitenfundament worden in totaal 12 gebieden behandeld: het Leiden Bio Science Park (LBSP), de tien klassieke bedrijventerreinen en één woon-werkwijk (Boerhaave).

Deze samenvatting is opgesteld door de drie opdrachtgevers – de Gemeente Leiden, Bedrijvig Leiden & Ondernemend Leiden – en is gebaseerd op de bevindingen uit het rapport van Onderzoeksinstituut Blaauwberg.

Hoofdbevindingen
Onderstaand een aantal hoofdbevindingen over de Leidse bedrijventerreinen uit het feitenfundament:

  • De gemengde bedrijventerreinen zijn goed voor 11,2 % van de Leidse werkgelegenheid. Wel is deze in 2012-2020 afgenomen, terwijl deze op het LBSP met 20 % is toegenomen. De terreinen kennen een hoge arbeidsdichtheid en onderscheiden zich met het relatief hoge aantal banen voor lager & middelbaar opgeleiden. De werkgelegenheid in deze categorieën staat onder druk, dit is onder andere zichtbaar in het tekort aan stageplaatsen voor studenten aan het mbo en hbo.
  • De Leidse bedrijventerreinen kennen een beperkte industriële sector en kenmerken zich door het gemengde karakter, met plaats voor verschillende vormen van bedrijvigheid. Zo wordt er gewerkt en vindt men er andere economische of ondersteunende functies. De terreinen hebben een stadsverzorgende functie en er is een toename van nieuwe economische functies zoals leisure en ICT-bedrijvigheid. Ook de bouwbedrijven, autogarages, groothandel en facilitaire dienstverlening zijn belangrijk.
  • Het LBSP is goed voor 27 % van de Leidse banen en is met 36 % van de Toegevoegde Waarde (TW) de motor van de Leidse economie. De gemengde bedrijventerreinen zijn goed voor 9,7 % van de totaal gerealiseerde TW in Leiden en dit valt gezien de 11,2 % werkgelegenheid wat tegen.
  • De gemengde bedrijventerreinen zijn op een reguliere werkdag goed voor minimaal 10.000 vervoersbewegingen aan forensenverkeer. Dit is een beperkt aandeel van alle Leidse vervoersbewegingen, alhoewel het werkelijk aantal mogelijk hoger ligt door klantbezoek, toeleveranciers, sluipverkeer en zakelijke meetings. Op de bereikbaarheid valt winst te behalen omdat forensverkeer vooral tijdens de spitstijden af- en aan reist met files en tijdsverlies als gevolg. De bereikbaarheid met het openbaar vervoer (OV) van de terreinen is daarbij beperkt.

Conclusie & de toekomst van de bedrijventerreinen

Met de feiten en data is gekeken naar kansen & uitdagingen, de toekomstige rol van de Leidse bedrijventerreinen. Dit is gebaseerd op het begrip ’15-minutenstad’, waarbinnen de gebruiker centraal wordt gesteld, ofwel de ondernemers, medewerkers en de bezoekers. In een ’15-minutenstad’ is er voldoende lokale werkgelegenheid en liggen alle belangrijke voorzieningen op 15 minuten loopafstand. Wanneer men de gebruiker en het lokale voorzieningenniveau van de terreinen centraal stelt komt de potentie van de bedrijventerreinen naar voren.

Hieronder een aantal voorstellen om de bedrijventerreinen en het voorzieningenniveau duurzaam te ontwikkelen:

  • Binnen de ’15-minutenstad’ zit de kracht van de Leidse gemengde bedrijventerreinen hem in de ‘economische diversiteit’ en het brede voorzieningenaanbod. De terreinen vervullen zo een belangrijke rol door het aanbod van een sterk en divers lokaal voorzieningenniveau aan de veeleisende en internationaliserende thuismarkt. Juist de mix aan bedrijven, aansluitend op de behoeftes van Leidenaren en Leidse bedrijven, kan de gemengde bedrijventerreinen een nieuw en onderscheidend verhaal geven. De ligging van de terreinen is goed, ze zijn zeer gemengd en kennen een hoge arbeidsdichtheid. Wel is het binnen de ‘15-minutenstad’ belangrijk de bereikbaarheid van de terreinen te verbeteren met betere OV-ontsluitingen en fietsfaciliteiten.
  • De gemengde bedrijventerreinen bieden tussen de 7 en 26 % werkgelegenheid aan lager opgeleiden en tussen de 30 en 42 % aan middelbaar opgeleiden (t.o.v. 1 % lager opgeleiden en 30 % middelbaar opgeleiden op het LBSP). De terreinen spelen zodoende een belangrijke rol voor een inclusieve economie met banen in alle gelederen. De afgelopen jaren is in Leiden vooral het aantal kennisintensieve banen toegenomen. Voor de inclusieve economie is het belangrijk om de aantrekkingskracht voor bedrijven die werkgelegenheid aan lager- en middelbaar opgeleiden aanbieden te versterken.
  • De dure grondprijzen en de hoge ruimtedruk leggen druk op ruimte-eisende en economisch minder rendabele bedrijvigheid. Hiermee staat de economische diversiteit, het voorzieningenniveau en de inclusiviteit van de 15-minutenstad onder druk. Er zijn verschillende mechanismes mogelijk om de dure grondprijzen voor deze vormen van bedrijvigheid te compenseren, zoals het opnieuw inzetten van het Stichting Werk & Ondernemen-mechanisme. Zo kan het voorzieningenniveau en de inclusiviteit in de 15-minutenstad worden versterkt.
  • Als ‘waterrijke stad’ heeft Leiden potentie voor toekomstige stadsdistributie over het water. Echter is er een aantal uitdagingen waar rekening mee gehouden moet worden. Zo ontbreekt het hedendaags aan houdbare businesscases voor vervoer over water. Een gezamenlijke inspanning van alle betrokkenen en belanghebbenden is daarom vereist om dit toekomstige potentieel te benutten.
  • Op de bedrijventerreinen en in woonwijken kan worden gekeken naar slimme combinaties om de ‘quality of life’ binnen de 15-minutenstad te verbeteren: groene singels, horeca, en fitness op bedrijventerreinen; ruimte voor dienstverlening in de woonwijken. Hierbij moeten de behoeften van de medewerkers en gebruikers centraal worden gesteld.
  • De ontwikkeling van een thematisch terrein is mogelijk. Dit moet worden gezocht in de hoek van de maakindustrie om een grote economische impact te realiseren. Aan de maakindustrie zitten ‘waardeketens’ vast van ontwerpers, financiers en toeleveranciers. Ze verbinden de terreinen met hoogproductieve gebieden elders in de wereld. De maakindustrie bindt bovendien hooggeschoolde arbeid met veel waarde toevoeging. Zo’n keuze vergt echter een lange adem en ‘nee’ zeggen tegen concurrerende claims is vereist, kijk naar het succes van het LBSP.
  • De Leidse bedrijventerreinen kunnen een rol spelen in de energietransitie. Wel liggen er moeilijkheden door de kleine gebouwen, verschillende bouwstijlen en het intensieve gebruik van de schaarse ruimte. Belangrijk is dat de energietransitie ‘collectief’ wordt aangepakt. Daarnaast zijn er kansen voor nieuwe markten: technische kennis, lokale energieopwekking, marktschepping voor duurzame energie, lokale beheersmaatschappijen, etc.
Feitenfundament Leidse bedrijventerreinen