Wat betekent de meervoudige gentrificatie voor de ambitie van Leiden om een ‘inclusieve stad’ te zijn, met ruimte ook voor dat derde deel van de beroepsbevolking dat straks niet per se hoogopgeleid en kenniswerker is?
We moeten eerst vaststellen om welke groep het gaat. We definiëren er een paar:
- Er is een groep vrij onzichtbare werkenden: bezorgers, schoonmakers. Ze werken, zoals de Duitsers zeggen, ‘ganz unten’. Schoonmaakwerk is in de Randstad voor een groot deel een zaak van arbeidsmigranten. Het is een afzonderlijke discussie, los van de economische structuur, wat inclusiviteit betekent voor deze groep ‘ganz unten’.
- Er is een groep mensen zonder startkwalificatie (ten hoogste een niveau 1 opleiding). We hebben het dan feitelijk over de doelgroep van de participatiewet: mensen die langdurig of zelfs permanent een beschutte omgeving of een traject met veel begeleiding nodig hebben. Voor deze groep is de gentrificatie van de stad niet gunstig: het productietempo ligt hoog, het ontbreekt vaak aan tijd en rust voor begeleiding. Er staan tegemoetkomingen in de loonkosten tegenover, maar dat is voor veel ondernemers geen doorslaggevend argument.
- Mensen met een ‘kwetsbare’ startkwalificatie. Officieel zijn mensen met een diploma op niveau 2 voldoende gekwalificeerd voor de arbeidsmarkt, maar in de praktijk komen ze amper aan duurzame posities toe. Niveau 2 en zelfs 3 mensen brengen hun leven onevenredig vaak door met flexwerk en oproepcontracten voor piekbelasting.
- Bij niveau 4 kantelt dit beeld. Vierjarig mbo – de volleerde vakman of –vrouw – is zeer gezocht, ook op de Leidse arbeidsmarkt. En dat geldt ook voor de ‘oudere jongeren’ die via de beroepsbegeleidende leerweg al werkend alsnog een kwalificatie halen. Maar zelfs dan geldt: er zit op veel functie-eisen een opwaartse druk. In de zorg, de kinderopvang en de industrie gaat de vereiste competentie naar mbo+: hbo, desnoods in de vorm van een ‘associate degree’. Dat niveau 5 is een teken van verdere schoolbaarheid van de persoon.
- Startende ondernemers zonder kapitaalpositie, ambachtelijke ondernemers, nieuwkomers, vluchtelingondernemers.
- Geen groep, maar wel een belangrijke vindplaats: repairshops, kringloopbedrijven.
Deze opsomming geeft aan hoe moeilijk is om vanuit de economische structuur inclusiviteit na te streven. Er zijn nog wel taken voor lager geschoolden, maar de loonvorming in de markt voor deze taken leidt niet tot een inkomen waar je duurzaam en zelfstandig huishouden op kunt baseren. Anders gezegd: de consument heeft er geen geld voor over.
Een overweging zou ook kunnen zijn om bedrijven met een hogere milieucategorie in de stad te behouden en om een of meer terreinen daarvoor aan te wijzen. De vraag is of je met zo’n besluit de gentrificatie tegenhoudt. De grond is duur, de druk op de ruimte is groot. Bovendien is niet elk bedrijf met een hoge milieucategorisering ook een bedrijf met laaggeschoolde werknemers. Bedrijven uit een hoge milieucategorie die thans in de stad gevestigd zijn – goede voorbeelden zijn te vinden op De Waard – kunnen rustig blijven zitten. Maar als die bedrijven ooit verdwijnen, is het zeer twijfelachtig of er nieuwe bedrijven uit een hoge categorie klaar staan om zich op die plek te vestigen. De beweging van de markt is om die bedrijven buiten de stad te plaatsen en de dure binnenstedelijke grond voor iets anders te gebruiken.
Als we toch naar een interventiemechanisme ten behoeve van diversiteit zoeken, komen we uit bij de huurprijzen. Uit Funda van december 2021 plukken we willekeurig een aantal huurprijzen (per m2 per jaar) van bedrijfsonroerend goed: