Feitenfundament Leidse bedrijventerreinen

5. Opinievorming en discussie

5f. Gentrificatie en diversiteit

Wat betekent de meervoudige gentrificatie voor de ambitie van Leiden om een ‘inclusieve stad’ te zijn, met ruimte ook voor dat derde deel van de beroepsbevolking dat straks niet per se hoogopgeleid en kenniswerker is?

We moeten eerst vaststellen om welke groep het gaat. We definiëren er een paar:

  • Er is een groep vrij onzichtbare werkenden: bezorgers, schoonmakers. Ze werken, zoals de Duitsers zeggen, ‘ganz unten’. Schoonmaakwerk is in de Randstad voor een groot deel een zaak van arbeidsmigranten. Het is een afzonderlijke discussie, los van de economische structuur, wat inclusiviteit betekent voor deze groep ‘ganz unten’.
  • Er is een groep mensen zonder startkwalificatie (ten hoogste een niveau 1 opleiding). We hebben het dan feitelijk over de doelgroep van de participatiewet: mensen die langdurig of zelfs permanent een beschutte omgeving of een traject met veel begeleiding nodig hebben. Voor deze groep is de gentrificatie van de stad niet gunstig: het productietempo ligt hoog, het ontbreekt vaak aan tijd en rust voor begeleiding. Er staan tegemoetkomingen in de loonkosten tegenover, maar dat is voor veel ondernemers geen doorslaggevend argument.
  • Mensen met een ‘kwetsbare’ startkwalificatie. Officieel zijn mensen met een diploma op niveau 2 voldoende gekwalificeerd voor de arbeidsmarkt, maar in de praktijk komen ze amper aan duurzame posities toe. Niveau 2 en zelfs 3 mensen brengen hun leven onevenredig vaak door met flexwerk en oproepcontracten voor piekbelasting.
  • Bij niveau 4 kantelt dit beeld. Vierjarig mbo – de volleerde vakman of –vrouw – is zeer gezocht, ook op de Leidse arbeidsmarkt. En dat geldt ook voor de ‘oudere jongeren’ die via de beroepsbegeleidende leerweg al werkend alsnog een kwalificatie halen. Maar zelfs dan geldt: er zit op veel functie-eisen een opwaartse druk. In de zorg, de kinderopvang en de industrie gaat de vereiste competentie naar mbo+: hbo, desnoods in de vorm van een ‘associate degree’. Dat niveau 5 is een teken van verdere schoolbaarheid van de persoon.
  • Startende ondernemers zonder kapitaalpositie, ambachtelijke ondernemers, nieuwkomers, vluchtelingondernemers.
  • Geen groep, maar wel een belangrijke vindplaats: repairshops, kringloopbedrijven.

Deze opsomming geeft aan hoe moeilijk is om vanuit de economische structuur inclusiviteit na te streven. Er zijn nog wel taken voor lager geschoolden, maar de loonvorming in de markt voor deze taken leidt niet tot een inkomen waar je duurzaam en zelfstandig huishouden op kunt baseren. Anders gezegd: de consument heeft er geen geld voor over.

Een overweging zou ook kunnen zijn om bedrijven met een hogere milieucategorie in de stad te behouden en om een of meer terreinen daarvoor aan te wijzen. De vraag is of je met zo’n besluit de gentrificatie tegenhoudt. De grond is duur, de druk op de ruimte is groot. Bovendien is niet elk bedrijf met een hoge milieucategorisering ook een bedrijf met laaggeschoolde werknemers. Bedrijven uit een hoge milieucategorie die thans in de stad gevestigd zijn – goede voorbeelden zijn te vinden op De Waard – kunnen rustig blijven zitten. Maar als die bedrijven ooit verdwijnen, is het zeer twijfelachtig of er nieuwe bedrijven uit een hoge categorie klaar staan om zich op die plek te vestigen. De beweging van de markt is om die bedrijven buiten de stad te plaatsen en de dure binnenstedelijke grond voor iets anders te gebruiken.

Als we toch naar een interventiemechanisme ten behoeve van diversiteit zoeken, komen we uit bij de huurprijzen. Uit Funda van december 2021 plukken we willekeurig een aantal huurprijzen (per m2 per jaar) van bedrijfsonroerend goed:

Er zit ook in deze willekeurig greep natuurlijk al veel variatie. Maar echt goedkoop wordt het nergens. Voor wie het wil checken: zoek op Funda naar huurprijzen van bedrijfsonroerend goed in een willekeurige provinciestad, neem Meppel. Meppel is een middelgrote, goed functionerende stad in zuidwest Drenthe, die probeert Randstedelijke bedrijvigheid te acquireren. Met huurprijzen vanaf 20 euro per m2 per jaar, hebben ze zeker een selling point.

Als we afgaan op het tarievenbeleid van de Stichting Werk en Onderneming (SWO) – de ideële verhuurder van kleinschalige bedrijfsruimte in verzamelgebouwen – moet je bij zelfstandige werkruimte in de ambachten beginnen bij 50 euro per m2 per jaar en bij kantoren bij 70 euro per m2 per jaar. Die zijn in de ‘vrije markt’ in Leiden vrijwel niet te krijgen. En de echte topposities – op plekken waar heel veel koopkracht samenkomt, zoals in het stationsgebied – zijn ‘off limits’ voor startende ondernemers op mbo-niveau.

De net genoemde SWO is een mooi voorbeeld van hoe het mechanisme werkt. In de jaren tachtig werden met rendementen uit de stadsvernieuwing een aantal bedrijfsverzamelgebouwen ontwikkeld en bij de (voorloper van) de SWO in beheer gegeven. De inzet van eenmalige middelen heeft gezorgd dat de SWO tot in lengte van dagen aangepaste huren kan vragen voor starters. Dat mechanisme zou nu opnieuw ingezet kunnen worden: rendementen uit de verstedelijkingsopgave (of subsidies via een citydeal) zouden ingezet kunnen worden om verzamelplekken te financieren in woonwijken en verstedelijkingsgebieden. De beheersfunctie is er al (SWO). Het zou gaan om starters (die via een gewenningshuur naar de commerciële markt toegroeien), migranten en vluchtelingen, buurtfuncties als kappers, schilders, fietsenmakers, cateraars, kantoren, vintage en kringloop, enzovoort. Het zou een combinatie zijn van de concepten ’15 minuten stad’ en ‘inclusieve stad’.

MANAGEMENTSUMMARY

Voor u ligt de samenvatting van het Feitenfundament Leidse Bedrijventerreinen, waarin wordt gekeken naar de sterktes, zwaktes, kansen & uitdagingen van de Leidse bedrijventerreinen. Hierbij wordt ingezoomd op een aantal thema’s: de werkgelegenheid, de bedrijven op de terreinen, de toegevoegde economische waarde per terrein en een aantal toekomstgerichte opinievormende- en discussiethema’s.

In dit feitenfundament worden in totaal 12 gebieden behandeld: het Leiden Bio Science Park (LBSP), de tien klassieke bedrijventerreinen en één woon-werkwijk (Boerhaave).

Deze samenvatting is opgesteld door de drie opdrachtgevers – de Gemeente Leiden, Bedrijvig Leiden & Ondernemend Leiden – en is gebaseerd op de bevindingen uit het rapport van Onderzoeksinstituut Blaauwberg.

Hoofdbevindingen
Onderstaand een aantal hoofdbevindingen over de Leidse bedrijventerreinen uit het feitenfundament:

  • De gemengde bedrijventerreinen zijn goed voor 11,2 % van de Leidse werkgelegenheid. Wel is deze in 2012-2020 afgenomen, terwijl deze op het LBSP met 20 % is toegenomen. De terreinen kennen een hoge arbeidsdichtheid en onderscheiden zich met het relatief hoge aantal banen voor lager & middelbaar opgeleiden. De werkgelegenheid in deze categorieën staat onder druk, dit is onder andere zichtbaar in het tekort aan stageplaatsen voor studenten aan het mbo en hbo.
  • De Leidse bedrijventerreinen kennen een beperkte industriële sector en kenmerken zich door het gemengde karakter, met plaats voor verschillende vormen van bedrijvigheid. Zo wordt er gewerkt en vindt men er andere economische of ondersteunende functies. De terreinen hebben een stadsverzorgende functie en er is een toename van nieuwe economische functies zoals leisure en ICT-bedrijvigheid. Ook de bouwbedrijven, autogarages, groothandel en facilitaire dienstverlening zijn belangrijk.
  • Het LBSP is goed voor 27 % van de Leidse banen en is met 36 % van de Toegevoegde Waarde (TW) de motor van de Leidse economie. De gemengde bedrijventerreinen zijn goed voor 9,7 % van de totaal gerealiseerde TW in Leiden en dit valt gezien de 11,2 % werkgelegenheid wat tegen.
  • De gemengde bedrijventerreinen zijn op een reguliere werkdag goed voor minimaal 10.000 vervoersbewegingen aan forensenverkeer. Dit is een beperkt aandeel van alle Leidse vervoersbewegingen, alhoewel het werkelijk aantal mogelijk hoger ligt door klantbezoek, toeleveranciers, sluipverkeer en zakelijke meetings. Op de bereikbaarheid valt winst te behalen omdat forensverkeer vooral tijdens de spitstijden af- en aan reist met files en tijdsverlies als gevolg. De bereikbaarheid met het openbaar vervoer (OV) van de terreinen is daarbij beperkt.

Conclusie & de toekomst van de bedrijventerreinen

Met de feiten en data is gekeken naar kansen & uitdagingen, de toekomstige rol van de Leidse bedrijventerreinen. Dit is gebaseerd op het begrip ’15-minutenstad’, waarbinnen de gebruiker centraal wordt gesteld, ofwel de ondernemers, medewerkers en de bezoekers. In een ’15-minutenstad’ is er voldoende lokale werkgelegenheid en liggen alle belangrijke voorzieningen op 15 minuten loopafstand. Wanneer men de gebruiker en het lokale voorzieningenniveau van de terreinen centraal stelt komt de potentie van de bedrijventerreinen naar voren.

Hieronder een aantal voorstellen om de bedrijventerreinen en het voorzieningenniveau duurzaam te ontwikkelen:

  • Binnen de ’15-minutenstad’ zit de kracht van de Leidse gemengde bedrijventerreinen hem in de ‘economische diversiteit’ en het brede voorzieningenaanbod. De terreinen vervullen zo een belangrijke rol door het aanbod van een sterk en divers lokaal voorzieningenniveau aan de veeleisende en internationaliserende thuismarkt. Juist de mix aan bedrijven, aansluitend op de behoeftes van Leidenaren en Leidse bedrijven, kan de gemengde bedrijventerreinen een nieuw en onderscheidend verhaal geven. De ligging van de terreinen is goed, ze zijn zeer gemengd en kennen een hoge arbeidsdichtheid. Wel is het binnen de ‘15-minutenstad’ belangrijk de bereikbaarheid van de terreinen te verbeteren met betere OV-ontsluitingen en fietsfaciliteiten.
  • De gemengde bedrijventerreinen bieden tussen de 7 en 26 % werkgelegenheid aan lager opgeleiden en tussen de 30 en 42 % aan middelbaar opgeleiden (t.o.v. 1 % lager opgeleiden en 30 % middelbaar opgeleiden op het LBSP). De terreinen spelen zodoende een belangrijke rol voor een inclusieve economie met banen in alle gelederen. De afgelopen jaren is in Leiden vooral het aantal kennisintensieve banen toegenomen. Voor de inclusieve economie is het belangrijk om de aantrekkingskracht voor bedrijven die werkgelegenheid aan lager- en middelbaar opgeleiden aanbieden te versterken.
  • De dure grondprijzen en de hoge ruimtedruk leggen druk op ruimte-eisende en economisch minder rendabele bedrijvigheid. Hiermee staat de economische diversiteit, het voorzieningenniveau en de inclusiviteit van de 15-minutenstad onder druk. Er zijn verschillende mechanismes mogelijk om de dure grondprijzen voor deze vormen van bedrijvigheid te compenseren, zoals het opnieuw inzetten van het Stichting Werk & Ondernemen-mechanisme. Zo kan het voorzieningenniveau en de inclusiviteit in de 15-minutenstad worden versterkt.
  • Als ‘waterrijke stad’ heeft Leiden potentie voor toekomstige stadsdistributie over het water. Echter is er een aantal uitdagingen waar rekening mee gehouden moet worden. Zo ontbreekt het hedendaags aan houdbare businesscases voor vervoer over water. Een gezamenlijke inspanning van alle betrokkenen en belanghebbenden is daarom vereist om dit toekomstige potentieel te benutten.
  • Op de bedrijventerreinen en in woonwijken kan worden gekeken naar slimme combinaties om de ‘quality of life’ binnen de 15-minutenstad te verbeteren: groene singels, horeca, en fitness op bedrijventerreinen; ruimte voor dienstverlening in de woonwijken. Hierbij moeten de behoeften van de medewerkers en gebruikers centraal worden gesteld.
  • De ontwikkeling van een thematisch terrein is mogelijk. Dit moet worden gezocht in de hoek van de maakindustrie om een grote economische impact te realiseren. Aan de maakindustrie zitten ‘waardeketens’ vast van ontwerpers, financiers en toeleveranciers. Ze verbinden de terreinen met hoogproductieve gebieden elders in de wereld. De maakindustrie bindt bovendien hooggeschoolde arbeid met veel waarde toevoeging. Zo’n keuze vergt echter een lange adem en ‘nee’ zeggen tegen concurrerende claims is vereist, kijk naar het succes van het LBSP.
  • De Leidse bedrijventerreinen kunnen een rol spelen in de energietransitie. Wel liggen er moeilijkheden door de kleine gebouwen, verschillende bouwstijlen en het intensieve gebruik van de schaarse ruimte. Belangrijk is dat de energietransitie ‘collectief’ wordt aangepakt. Daarnaast zijn er kansen voor nieuwe markten: technische kennis, lokale energieopwekking, marktschepping voor duurzame energie, lokale beheersmaatschappijen, etc.
Feitenfundament Leidse bedrijventerreinen