Feitenfundament Leidse bedrijventerreinen

5. Opinievorming en discussie

5h. Watergebonden bedrijvigheid en stadsdistributie

Tenslotte is er een vraag aan de orde over watergebonden bedrijvigheid. De vraag heeft op een bijzondere manier enige urgentie meegekregen: de Provincie Zuid-Holland gaat de Trekvlietbrug onder handen nemen, als onderdeel van de infrastructuur rondom de nieuwe Rijnlandroute. Het aanleggen van een niet-beweegbare brug zou de bereikbarheid van de Trekvliet beperken tot lage schepen.

In het algemeen: Leiden is geen stad voor watergebonden bedrijvigheid. Waterbinding vergt veel strekkende meters kade met achterliggende gebouwen. Als daar al ergens ruimte voor zou zijn, is die ruimte in Leiden veel te duur. De vraag gaat dus niet over waterbinding in het algemeen. Het gaat specifiek om een terminal aan het water voor bevoorrading van de binnenstad, om stadsdistributie.

In het kader van dit ‘feitenfundament’ is op deze complexe vraag geen definitief commentaar te geven. Maar er zijn wel enkele overwegingen:

  • Er is water genoeg in de binnenstad. Heel veel bedrijven liggen op een afstand van vaarwater die goed te overbruggen is met lichte voertuigen of containers. De vraag is natuurlijk wel of met dat water logische routes te maken zijn.
  • Het gaat om twee goeddeels gescheiden stromen: brengen (consumptiegoederen) en halen (afval). Je moet dus meer logistieke systemen op elkaar aansluiten.
  • Er zijn marktpartijen die thans al stadsdistributie aanbieden, maar dan over de weg. de vraag is of het wel echt om ‘staddistributie’ gaat en niet om ‘branchedistributie’. Hun dienstverlening gaat uit van branchegebonden routes. Daar is ook wel iets bij voor te stellen: restaurants bevoorraden vergt heel andere voorzieningen (koeling, tijden) dan kledingwinkels.
  • Er zijn op veel plaatsen experimenten geweest met stadsdistributie, ook in Leiden. Los van de systeemkeuze – met boten over water of wendbare busjes over de weg – bleek de crux steeds te zijn de vraagbundeling: er is massa nodig om een route rendabel te maken. De succesvolle voorbeelden van stadsdistributie komen tot op heden vooral uit Oost-Aziatische miljoenensteden. Daar is massa. Is Leiden groot genoeg?
  • De binnenstad is wat aan het ‘ontspullen’. Al die expats, studenten en andere tijdelijke bewoners kopen weinig goederen. Een kenniseconomie is geen goedereneconomie. Het gaat om ontmoeting, ‘connectivity’, mensgerichtheid. Natuurlijk zijn er altijd goederen nodig. Maar dat is maar een fractie van wat in een industriële economie omgaat.
  • De uiterste consequentie van maatwerk in de stadsdistributie is de bezorgeconomie. Die vergt een dicht netwerk van binnenstedelijke ‘hubs’. Als we daar vanuit de politiek-maatschappelijke appreciatie naar kijken, dan ziet het toekomstperspectief er problematisch uit. Er zijn in een binnenstad veel ‘hubs’ nodig voor opslag en overslag. Dat levert nu al in Amsterdam een reeks gesloten gevels op in voorheen drukke straten met aan de binnenkant een voorraad en op de stoep een legertje slecht betaalde bromfietsers en e-bikers. Daar zit een paradox. Amsterdam is aan de ene kant een ‘geengeduldstad’ geworden (zoals Het Parool schreef) waar dagelijkse benodigdheden onmiddellijk aan de deur moeten worden afgeleverd. En aan de andere kant begint er verzet te ontstaan tegen de ‘zombiestraten’ (weer Het Parool) waar geen ontmoeting meer plaats vindt maar alleen brommers en e-bikers rondracen. Er zijn al incidenten gemeld over eieren gooien naar bezorgers.
  • De beide uitersten van de stedelijke distributieketen – de hectaregrote dozen langs de snelweg en de hubs in de stad – zijn impopulair. Hun fysieke verschijningsvorm beschadigt het landschap, de factor arbeid is blootgesteld aan uitbuiting, de ondernemers nemen geen verantwoordelijkheid voor hun omgeving. Het ligt voor de hand dat er politiek debat gaat komen over de stadsdistributie. De Europese Unie zet al in op de arbeidsvoorwaarden, gemeentebesturen studeren op ruimtelijke en verkeerstechnische beperkingen. Er is een verband met de ’15 minuten stad’: wil je dat de openbare ruimte een echte ontmoetingsplek is, dan hoort daar een fysieke marktfunctie bij. Niet alles thuis laten bezorgen, maar er op uit, zelf je spullen halen. Het is de vraag of het beeld van dit moment niet veel te instabiel is om al zicht te hebben op de distributiesystemen op langere termijn.

Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft recent betoogd dat de huidige distributie met gerobotiseerde ‘warehouses’ langs de snelwegen nog tot het einde van dit decennium zullen domineren. Pas daarna komt er misschien ruimte voor kleinere, gesegmenteerde ‘warehouses’ met nieuwe combinaties van vervoersmodaliteit (water, weg, drone) en goederen (bevoorrading, thuisbezorging, vers, niet-dagelijks).

Al met al is het ingewikkeld om je op korte termijn een houdbare businesscase voor te stellen voor stadsdistributie over het water.

MANAGEMENTSUMMARY

Voor u ligt de samenvatting van het Feitenfundament Leidse Bedrijventerreinen, waarin wordt gekeken naar de sterktes, zwaktes, kansen & uitdagingen van de Leidse bedrijventerreinen. Hierbij wordt ingezoomd op een aantal thema’s: de werkgelegenheid, de bedrijven op de terreinen, de toegevoegde economische waarde per terrein en een aantal toekomstgerichte opinievormende- en discussiethema’s.

In dit feitenfundament worden in totaal 12 gebieden behandeld: het Leiden Bio Science Park (LBSP), de tien klassieke bedrijventerreinen en één woon-werkwijk (Boerhaave).

Deze samenvatting is opgesteld door de drie opdrachtgevers – de Gemeente Leiden, Bedrijvig Leiden & Ondernemend Leiden – en is gebaseerd op de bevindingen uit het rapport van Onderzoeksinstituut Blaauwberg.

Hoofdbevindingen
Onderstaand een aantal hoofdbevindingen over de Leidse bedrijventerreinen uit het feitenfundament:

  • De gemengde bedrijventerreinen zijn goed voor 11,2 % van de Leidse werkgelegenheid. Wel is deze in 2012-2020 afgenomen, terwijl deze op het LBSP met 20 % is toegenomen. De terreinen kennen een hoge arbeidsdichtheid en onderscheiden zich met het relatief hoge aantal banen voor lager & middelbaar opgeleiden. De werkgelegenheid in deze categorieën staat onder druk, dit is onder andere zichtbaar in het tekort aan stageplaatsen voor studenten aan het mbo en hbo.
  • De Leidse bedrijventerreinen kennen een beperkte industriële sector en kenmerken zich door het gemengde karakter, met plaats voor verschillende vormen van bedrijvigheid. Zo wordt er gewerkt en vindt men er andere economische of ondersteunende functies. De terreinen hebben een stadsverzorgende functie en er is een toename van nieuwe economische functies zoals leisure en ICT-bedrijvigheid. Ook de bouwbedrijven, autogarages, groothandel en facilitaire dienstverlening zijn belangrijk.
  • Het LBSP is goed voor 27 % van de Leidse banen en is met 36 % van de Toegevoegde Waarde (TW) de motor van de Leidse economie. De gemengde bedrijventerreinen zijn goed voor 9,7 % van de totaal gerealiseerde TW in Leiden en dit valt gezien de 11,2 % werkgelegenheid wat tegen.
  • De gemengde bedrijventerreinen zijn op een reguliere werkdag goed voor minimaal 10.000 vervoersbewegingen aan forensenverkeer. Dit is een beperkt aandeel van alle Leidse vervoersbewegingen, alhoewel het werkelijk aantal mogelijk hoger ligt door klantbezoek, toeleveranciers, sluipverkeer en zakelijke meetings. Op de bereikbaarheid valt winst te behalen omdat forensverkeer vooral tijdens de spitstijden af- en aan reist met files en tijdsverlies als gevolg. De bereikbaarheid met het openbaar vervoer (OV) van de terreinen is daarbij beperkt.

Conclusie & de toekomst van de bedrijventerreinen

Met de feiten en data is gekeken naar kansen & uitdagingen, de toekomstige rol van de Leidse bedrijventerreinen. Dit is gebaseerd op het begrip ’15-minutenstad’, waarbinnen de gebruiker centraal wordt gesteld, ofwel de ondernemers, medewerkers en de bezoekers. In een ’15-minutenstad’ is er voldoende lokale werkgelegenheid en liggen alle belangrijke voorzieningen op 15 minuten loopafstand. Wanneer men de gebruiker en het lokale voorzieningenniveau van de terreinen centraal stelt komt de potentie van de bedrijventerreinen naar voren.

Hieronder een aantal voorstellen om de bedrijventerreinen en het voorzieningenniveau duurzaam te ontwikkelen:

  • Binnen de ’15-minutenstad’ zit de kracht van de Leidse gemengde bedrijventerreinen hem in de ‘economische diversiteit’ en het brede voorzieningenaanbod. De terreinen vervullen zo een belangrijke rol door het aanbod van een sterk en divers lokaal voorzieningenniveau aan de veeleisende en internationaliserende thuismarkt. Juist de mix aan bedrijven, aansluitend op de behoeftes van Leidenaren en Leidse bedrijven, kan de gemengde bedrijventerreinen een nieuw en onderscheidend verhaal geven. De ligging van de terreinen is goed, ze zijn zeer gemengd en kennen een hoge arbeidsdichtheid. Wel is het binnen de ‘15-minutenstad’ belangrijk de bereikbaarheid van de terreinen te verbeteren met betere OV-ontsluitingen en fietsfaciliteiten.
  • De gemengde bedrijventerreinen bieden tussen de 7 en 26 % werkgelegenheid aan lager opgeleiden en tussen de 30 en 42 % aan middelbaar opgeleiden (t.o.v. 1 % lager opgeleiden en 30 % middelbaar opgeleiden op het LBSP). De terreinen spelen zodoende een belangrijke rol voor een inclusieve economie met banen in alle gelederen. De afgelopen jaren is in Leiden vooral het aantal kennisintensieve banen toegenomen. Voor de inclusieve economie is het belangrijk om de aantrekkingskracht voor bedrijven die werkgelegenheid aan lager- en middelbaar opgeleiden aanbieden te versterken.
  • De dure grondprijzen en de hoge ruimtedruk leggen druk op ruimte-eisende en economisch minder rendabele bedrijvigheid. Hiermee staat de economische diversiteit, het voorzieningenniveau en de inclusiviteit van de 15-minutenstad onder druk. Er zijn verschillende mechanismes mogelijk om de dure grondprijzen voor deze vormen van bedrijvigheid te compenseren, zoals het opnieuw inzetten van het Stichting Werk & Ondernemen-mechanisme. Zo kan het voorzieningenniveau en de inclusiviteit in de 15-minutenstad worden versterkt.
  • Als ‘waterrijke stad’ heeft Leiden potentie voor toekomstige stadsdistributie over het water. Echter is er een aantal uitdagingen waar rekening mee gehouden moet worden. Zo ontbreekt het hedendaags aan houdbare businesscases voor vervoer over water. Een gezamenlijke inspanning van alle betrokkenen en belanghebbenden is daarom vereist om dit toekomstige potentieel te benutten.
  • Op de bedrijventerreinen en in woonwijken kan worden gekeken naar slimme combinaties om de ‘quality of life’ binnen de 15-minutenstad te verbeteren: groene singels, horeca, en fitness op bedrijventerreinen; ruimte voor dienstverlening in de woonwijken. Hierbij moeten de behoeften van de medewerkers en gebruikers centraal worden gesteld.
  • De ontwikkeling van een thematisch terrein is mogelijk. Dit moet worden gezocht in de hoek van de maakindustrie om een grote economische impact te realiseren. Aan de maakindustrie zitten ‘waardeketens’ vast van ontwerpers, financiers en toeleveranciers. Ze verbinden de terreinen met hoogproductieve gebieden elders in de wereld. De maakindustrie bindt bovendien hooggeschoolde arbeid met veel waarde toevoeging. Zo’n keuze vergt echter een lange adem en ‘nee’ zeggen tegen concurrerende claims is vereist, kijk naar het succes van het LBSP.
  • De Leidse bedrijventerreinen kunnen een rol spelen in de energietransitie. Wel liggen er moeilijkheden door de kleine gebouwen, verschillende bouwstijlen en het intensieve gebruik van de schaarse ruimte. Belangrijk is dat de energietransitie ‘collectief’ wordt aangepakt. Daarnaast zijn er kansen voor nieuwe markten: technische kennis, lokale energieopwekking, marktschepping voor duurzame energie, lokale beheersmaatschappijen, etc.
Feitenfundament Leidse bedrijventerreinen