De economische structuur van Leiden heeft de afgelopen zestig jaar een complete achtbaan doorlopen. In 1960 bestond 36% van de werkgelegenheid in de stad uit industrie. Leiden was een van de oudste industriesteden van Holland. Maar Leiden betaalde wel de prijs voor de vroege start: het was een slecht gefinancierde en slecht geplande industrie. Toen de concurrentie uit zogeheten ‘lage lonen landen’ opkwam, viel de Leidse industrie als eerste in Nederland om. Van die 36% in 1960 was in 1990 nog 2% over. De stad was armlastig en er was amper nog sprake van een autonome lokale economie. Leiden was vooral een woonstad geworden.
Er waren al wel nieuwe perspectieven: in 1984 was het sciencepark opgericht, de voorloper van wat we later de kenniseconomie zijn gaan noemen. De transformatie van een oude industriestad naar een moderne stad van kennis en dienstverlening was ingezet.
Sinds de eeuwwisseling is die ontwikkeling in een stroomversnelling gekomen. De Leidse economie is nog steeds overzichtelijk, maar is wel één van de snelst groeiende lokale economieën van het land, in termen van werkgelegenheid. Zelfs de industrie is weer terug en neemt nu – afhankelijk van wat je wel en niet meetelt – ongeveer 10% van de werkgelegenheid voor z’n rekening (bijna het landelijk gemiddelde). Het is heel andere industrie. Niet meer het massagoed van weleer, maar ‘high tech’ en ‘life science’. Van de oude West-Europese industriesteden die door de transformatie zijn gegaan – van Liverpool tot Solingen – zijn er weinig zo succesvol uit gekomen als Leiden.
De groei zit voor een zeer groot deel op het terrein tussen het spoor en de A44. Een gebied waar in 1990 los van het academisch ziekenhuis nog maar nauwelijks iets gebeurde. Verder is de binnenstad een economisch centrum geworden. We zouden de mooie historische setting een beetje oneerbiedig het op een na grootste bedrijvenpark van Leiden kunnen noemen. Er wordt niet alleen gewinkeld en van de horeca genoten, er wordt ook geleerd, gehandeld en zelfs geproduceerd, bijvoorbeeld in enkele bedrijfsverzamelgebouwen. Dat is zeker een verschil met de binnenstad van Amsterdam, die tot een ‘consumers paradise’ geworden is, dat nu manhaftig probeert weer wat andere economische activiteiten (dienstverlening) aan zich te binden.
En dan is er de derde poot onder de economie, de klassieke bedrijventerreinen; een gordel van oudere en jongere middelgrote en kleinere terreinen verspreid over de stadsplattegrond.
In voorliggend document zoomen we in op de ‘facts and figures’ van die Leidse bedrijventerreinen. Hoeveel mensen werken er? Wat voor soort werk vindt er plaats? Hoe hoog is het opleidingsniveau van het personeel per terrein? Hoeveel waarde wordt er gecreëerd? Welke veranderingen vinden er plaats? Welke uitdagingen met betrekking tot mobiliteit, bereikbaarheid en verduurzaming liggen er? En wat is de onderscheidende positie van ieder terrein in het snel evoluerende Leidse ecosysteem?
Dit onderzoek is uitgevoerd door bureau Blaauwberg in opdracht van drie partijen: Ondernemend Leiden, Bedrijvig Leiden (namens de terreinverenigingen) en de Gemeente. We behandelen in dit feitenfundament in totaal 12 gebieden: het bio science park, 10 klassieke bedrijventerreinen en één woon-werkwijk (Boerhaave, aangesloten bij Bedrijvig Leiden).
● Bio Science Park
● Roomburg
● Rooseveltstraat
● Trekvliet
● De Waard
● Veilingterrein
● Lammenschans
● Merenwijk (Flevoweg)
● De Hallen
● Tussen Rijn en Rail (Amphoraweg)
● Westwal (Stevenshof)
● Boerhaave
In de bijlage (pdf) is een kaart opgenomen met de begrenzing van alle terreinen. We sluiten overwegend aan bij de statistische indelingen die de gemeente hanteert. In die gevallen waar het werkgebied van de terreinvereniging ter plekke groter is dan de officiële statistiek aanduidt geven we aanvullende cijfers in de bijlage.
Boerhaave is ‘officieel’ geen bedrijventerrein, maar een woonwijk. We noemen in dit rapport Boerhaave steeds afzonderlijk. Maar het is wel een hele bijzondere woonwijk: er staat een groot ziekenhuis (Alrijne) en een heel cluster aan middelbare scholen. In de stadsvilla’s zitten advocaten, bestuursbureaus, kinderopvang. En het grenst aan een stadspark en een sportcomplex. Het is met recht een ‘woonlandschap’, neigend naar ‘werklandschap’ – om vooruit te lopen op begrippen die we in dit rapport gaan gebruiken.
We bouwen dit feitenfundament op uit een aantal datasets. De belangrijkste is het Bedrijvenregister Zuid-Holland, een bron met actuele cijfers tot op vestigingsniveau. Sommige vragen zijn niet met harde data te beantwoorden. Zo vinden er geen tellingen over het opleidingsniveau plaats op terrein niveau. In dat geval zetten we zorgvuldig uiteen over welke data we wel beschikken en komen we – mede aan de hand van landelijke inzichten – op beargumenteerde schattingen.